Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij zegt: [3]Wee nu mij, want de HEERE heeft [4]droefenis tot mijn smart gedaan; ik ben moede van mijn zuchten, en vind geen rust! 3. Uit het volgende antwoord kan men afnemen dat Baruch, als een godzalig man, al deze profetieen van de verwoesting van Jeruzalem en het ganse land, enz. gelovende, daarover zeer bedroefd en benauwd is geweest, doch ondertussen, uit menselijke zwakheid, te zeer bevreesd en bekommerd over den staat van het Joodse volk in het algemeen en voor zijn eigen persoon in het bijzonder, waarover hij van God berispt en niettemin getroost wordt. 4. Want der vromen waren weinig, de boosheid had de overhand, en de tegenwoordige ellenden waren verschrikkelijk, maar de toekomende nog veel meer.